woensdag 30 januari 2013

Houd uw brein voor de gek (Hendrik Spiering, nrc 5/6-01-13)


Iedereen houdt zichzelf voortdurend voor de gek. We denken dat we wilskrachtig zijn. Maar dat zijn we niet. We kunnen dat nauwelijks zijn, want het moderne bestaan eist extreem veel beslissingen. Alleen al over eten neemt een modern mens gemiddeld 227 beslissingen per dag. En sinds een paar jaar is bekend: te veel beslissingen putten de wilskracht uit.
Het wetenschappelijke wilskrachtonderzoek heeft de laatste jaren een grote vlucht genomen. De psycholoog Roy Baumeister schreef er vorig jaar (met John Tierney) een bestseller over: Wilskracht. De herontdekking van de grootste kracht van de mens (Uitgeverij Nieuwezijds). Baumeister ontdekte onder meer dat wie weinig eet, zich moeilijker aan zijn voornemens kan houden. Wilskracht is een spier die een beetje suiker nodig heeft. Dat is geen vrijbrief om te gaan snoepen.
Stanford-psychologe Kelly McGonigal geeft al jaren cursussen Wilskracht. En ze schreef De Kracht van wilskracht. Hoe zelfbeheersing werkt en wat je er aan kunt doen (ook Uitgeverij Nieuwezijds).
McGonigals boodschap is: ga ervan uit dat je jezelf voor de gek houdt – zéker wanneer je goede voornemens maakt. Of zoals zij het zelf formuleert: weet dat je brein je voor de gek houdt. Want (een deel van) het brein wil eigenlijk vooral dat wij onszelf een beetje goed voelen, de toekomst kan het brein verrassend weinig schelen. Ga jij toch lekker naar die film kijken! Dat werk komt morgen wel.
Dat stemmetje kennen we allemaal. Denken we. Maar het gaat verder dan je denkt.
Een kleine test. Neem je iets voor, niet iets heel moeilijks. En wees het echt van plan.
Laat het voornemen even door je hoofd gaan.
En nu? Grote kans dat je je echt beter voelt dan daarvoor. Wilskrachtiger. Proef dat gevoel.
Dit is iets wat je brein heel goed kan: je onmiddellijk beter laten voelen door een plannetje of een gedachte. De toekomst lacht je toe!
Het is een van de grootste valkuilen die het brein voor je kan graven. Trots op niks. Want ga je dat mooie voornemen in uitvoering brengen? Waarschijnlijk niet. Als het zover is, is er wel iets anders waarmee je brein je tevreden kan stellen. Een reep chocolade, een computerspelletje, een nieuw voornemen. Veel voornemens voelen goed, maar leiden nergens toe. Baumeister zegt het zo: het belangrijkste probleem is dat we te veel doelen hebben, niet dat we er te weinig hebben.
We schatten onze toekomstige ik consequent te rooskleurig in. Als we goede voornemens maken, lijken alle slechte eigenschappen, die we heus wel kennen, op wonderlijke wijze verdwenen. „We beschouwen ons toekomstige ik als een ander, we verwachten dat hij klaarspeelt wat ons huidige ik niet kan”, zegt McDonigal daarover. Daarom verkopen fitnesscentra zoveel abonnementen die amper gebruikt zullen worden. Daarom kopen mensen een museumjaarkaart.

Morele vrijbrief

Maar het wordt nog erger. Zo’n goed voornemen voelt vaak zó fijn dat je alleen daarom al meer ‘mag’. Wie zich nu voorneemt om volgend weekend de zolder op te ruimen, neemt straks eerder een biertje, zo blijkt uit experimenten. Want alles gaat toch goed? Moral license noemt McDonnigal dat: een morele vrijbrief.
Dit zijn maar een paar van de vele manieren waarop we onszelf voor de gek houden. McDonnigals boek is één lange ontmaskering van excuses, opportunistische uitvluchten en diepgewortelde illusies over onszelf. Het gevoel van vermoeidheid bijvoorbeeld, de beste vriend van iedereen die iets niet wil doen. Die vermoeidheid is niet het gevolg van spieren of hersencellen die niet meer willen, maar van „een al te beschermende ‘toezichthouder’ in ons hoofd die uitputting probeert te voorkomen”. Vermoeidheid is geen objectieve indicator, maar een gevoel, een emotie. Echte uitputting bestaat wel, maar ultrasporters weten dat de eerste golf van vermoeidheid geen echte grens is, aldus McDonnigal. „Onze overtuiging van wat we kunnen zou wel eens kunnen bepalen of we opgeven of doorzetten.”
Die neiging van het brein om ons te beschermen speelt ons ook parten bij de neiging om beloningen te zoeken bij stress. Chocola, wijn, chips, een lekkere film: dat verdienen we dan wel! Maar waarom eigenlijk? Ons brein wil de stress compenseren met iets dat een goed gevoel creëert, liefst onmiddellijk. En daarna gaan we ons weer schuldig voelen: dat is misschien wel de gróótste vijand van wilskracht. Want om dat schuldgevoel te compenseren grijpen we wéér naar de kortetermijnpleziertjes. Welkom in de vicieuze cirkel waarin de meeste diëten mislukken.
Is dan alles verloren? Nee. Het mensenbrein bevat gelukkig meer dan die simpele zelfbedrogmechanismen. In onze prefrontale cortex huist ook de impulsbeheersing. In het gewone leven schakelen we voortdurend heen en weer tussen die twee ikken: de ‘ik’ die onmiddellijk en impulsief bevrediging zoekt en de ‘ik’ die onze impulsen bedwingt en bevrediging uitstelt ten behoeve van langetermijndoelen. Met slimme trucjes kunnen we de impulsbedwinger – die hoeder van onze wilskracht – goed helpen.

Met een beetje wilskracht, kun je je wilskracht trainen

1 Beperk je tot één voornemen
Dit is een van de grote ontdekkingen van Roy Baumeister: hoe vaker je beslissingen moeten nemen, hoe sneller je wilskracht uitgeput is. Wie veel plannen heeft, moet veel beslissingen nemen. Niet slim. Concentreer je op één doel en begin simpel.
2 Adem met aandacht
Alleen al aandacht geven aan je ademhaling versterkt je wilskracht. Langzaam ademen haalt je lichaam uit de toestand van kortetermijnstress. Of ga vijf minuten buiten wandelen. Iedere dag. Uit experimenten blijkt dat lichaamsbeweging onmiddellijk wilskrachtvoordeel biedt.
3 Creëer routine
Los een terugkerend probleem niet op met iedere keer een nieuw besluit, maar creëer een routine. Stel bijvoorbeeld het eten van een snoepje standaard tien minuten uit. Tien minuten kost niet veel moeite maar het effect is dat de impuls verzwakt. En neem één keer het besluit dat voortaan iedere avond de tv om 11 uur uit gaat. Dan ga je vanzelf op tijd naar bed.
4 Versterk ‘de wilskrachtspier’
Versterk je wilskracht door te oefenen. Probeer kleine weerstanden te overwinnen. Let bijvoorbeeld op je lichaamshouding. Of gebruik je niet-dominante hand voor alledaagse zaken. Hoe trivialer hoe beter. Want zo kun je de ‘wilskrachtspier’ oefenen zonder dat je je gaat schamen als het mislukt.
5 Schakel de toekomst uit
Besluit bij elke keuze die je maakt dat je dat voortaan elke dag zo gaat doen. Geen uitzonderingen, geen variaties. Daarmee zet je dat verraderlijke stemmetje klem dat zegt: ‘oké dan, voor deze ene keer. Morgen eten we wel wat minder’. Het is altijd vandaag.
6 Neem een personal coach
Baumeister beschrijft in zijn wilskrachtboek hoe een succesvolle entertainer met een bureau vol onbetaalde rekeningen en onafgemaakte taken vastliep in zijn ‘te doen-lijstje’. Die man huurde toen de productiviteitsgoeroe (en oud-goochelaar) David Allen in als personal coach. In zijn eentje kon hij Allens systeem niet toepassen, dacht hij. (De kern van Allens systeem is overigens simpel genoeg: neem je alleen iets voor als je ook een concrete eerste stap bedenkt. Niet: ik moet nog een cadeau voor mijn moeder kopen. Maar: dinsdagmiddag ga ik om vier uur dat cadeau in die winkel kopen.) Allen bracht Careys leven snel op orde. En hield hem bij de les. Dat ging prima. Vreemde ogen dwingen. Steeds meer fitness- en gezondheidscentra bieden daarom standaard de diensten van een persoonlijke coach aan.
7 Schakel online-hulp in
Veel hardloop-apps bijvoorbeeld, houden niet alleen bij hoe lang en hoe hard je loopt, maar herinneren je ook beleefd aan je loopschema. En soms schakelen ze zelfs vrienden in, die dan moeten sms’en dat jij nu moet gaan lopen. Er zijn ook steeds meer coaches die werken via skype of e-mail. De Nederlandse Orde van Beroepscoaches (NOBCO) heeft ook een app. In essentie doet die – gratis – wat een coach ook doet: de juiste vragen stellen en je aan je antwoorden herinneren. Het zijn confronterende vragen die de noodzakelijke zelfobservatie onmiddellijk stimuleren. Wat wil je bereiken? Hoe ver ben je al? Hoe gemotiveerd ben je op een schaal van 1 – 10? Er zit ook een alarmfunctie op, zodat je jezelf tijdig kunt herinneren aan gestelde doelen. Tringtring: ‘Heb je vandaag al wat aardigs tegen je vrouw gezegd?’ De app kan je ook motiverende sms’jes sturen. En net als in de hardloop-apps kun je er ook vrienden en familie bij betrekken.
Op 19 januari is er een ‘Kom naar de coach-dag’, in heel Nederland kun je je voor 12,50 euro laten coachen door een professionele coach. komnaardecoachdag.nl

‘In rechtspraak is altijd ruimte voor twijfel’


Door onze correspondent Paul van der Steen | pagina 8 - 9
Absoluut bewijs bestaat niet volgens rechtspsycholoog Peter van Koppen. Er is altijd ruimte voor twijfel. Nou ja, op dat ene voorbeeld na. Als Eva was doodgeslagen in het paradijs, kon niemand anders dan Adam het gedaan hebben. „De paradijspolitie bestond uit engelen onder leiding van aartsengel Gabriël. Zij waren boven elke verdenking verheven. En de Alwetende Getuige kwam in het geheel niet als verdachte in aanmerking.”
Deze week oordeelde de Hoge Raad dat de zaak tegen de Zes van Breda over moet. Drie mannen en drie vrouwen werden in 1993 veroordeeld tot celstraf voor de moord op een Chinese restauranthoudster. Het besluit van de Hoge Raad is grotendeels te danken aan het werk van Van Koppen.
„Rechtspraak is gokjes wagen”, zei Van Koppen (59) vier jaar geleden in een interview met Psychologie Magazine. „Je moet proberen die gok zo klein mogelijk te houden, maar toch. Daarom zou ik ook geen rechter willen zijn. Ik zou blíjven twijfelen.”
Abdeslam T. is een van de zes veroordeelden in de zaak rond de moord op de Chinese vrouw. Hij had zijn straf al uitgezeten toen zijn vrouw via de media hoorde van het project ‘Gerede Twijfel’ onder leiding van Van Koppen. T. legde het strafdossier voor aan de hoogleraar. Die dook er in, met zijn studenten van de Universiteit Maastricht en de Vrije Universiteit in Amsterdam. Conclusie: het had nooit tot een veroordeling van de zes mogen komen. Getuigenissen rammelden. Ontlastende verklaringen werden buiten het dossier gehouden.
Met Hans Crombag en de inmiddels overleden Willem Albert Wagenaar schreef Van Koppen Dubieuze zaken. De psychologie van het strafrechtelijk bewijs. Bij verschijning in 1992 werd het boek door de juridische wereld vijandig ontvangen, zegt Harald Merckelbach, hoogleraar psychologie aan de Universiteit Maastricht. „Er werd echt op de man gespeeld. De zelfgenoegzaamheid was groot: het rechtssysteem functioneerde toch prima? Wat moest dat dan met die pottenkijkers? Het waren ook nog eens rechtspsychologen, niet eens juristen!”
Socioloog en jurist Kees Schuyt zette destijds vraagtekens bij Dubieuze zaken. „Ik vond dat de auteurs te weinig onderscheid maakten tussen juridisch en wetenschappelijk bewijs. Bovendien werden op basis van een beperkt aantal waarnemingen vergaande conclusies getrokken over de stand van de rechtspleging in Nederland. Dat vond ik wat te kort door de bocht.”
Schuyt is het werk van Van Koppen van afstand blijven volgen. „De generaliserende toon van toen is weg”, zegt Schuyt. Hij prijst Van Koppen om de manier waarop hij, eerder dan anderen, zijn nek uitstak in de Schiedammer Parkmoord – ook een zaak met een onterecht veroordeelde. „Van Koppens volharding is belangrijk. Het strafrecht kan falen doordat schuldigen vrij rond blijven lopen óf doordat onschuldigen veroordeeld worden. Dat laatste is vele malen erger. Van Koppen bevraagt het systeem op de juiste manier. In de media blijft hij bescheiden, zonder triomfantelijkheid.”
Ook deze week weigerde Van Koppen mee te gaan in de superlatieven rondom de heropende zaak. De Zes van Breda de grootste gerechtelijke dwaling in Nederland ooit? Een „journalistenkwalificatie”, vond hij.
Minder diplomatiek en voorzichtig is Van Koppen ritchting universiteitsbestuurders. „Aan het orakeljargon van die mensen heeft hij een broertje dood”, aldus Harald Merckelbach. Andersom proeft hij bij deze onderwijsmanagers weinig waardering voor Van Koppen. „Je zou bijvoorbeeld verwachten dat ze een project als Gerede Twijfel, met zoveel maatschappelijke relevantie en zoveel aandacht, ruimhartig steunen. Of dat ze Van Koppen eens zouden voordragen voor een lintje. Niets van dat alles.”

zaterdag 5 januari 2013

Acceptatie van sociaal-psychologisch onderzoek


Ellen de Bruin | pagina 12 - 13
Een paar jaar geleden vroeg een krant een Amerikaanse psycholoog om commentaar op mensen die waren weggevaren van een dodelijk bootongeluk zonder zich om de slachtoffers te bekommeren of hulp in te roepen. De psycholoog vertelde over gedeelde verantwoordelijkheid en de manier waarop mensen zich in groepen laten beïnvloeden door wat ze denken dat de anderen denken. In lijn met de uitgangspunten van de sociale psychologie: die onderzoekt de invloed van de omgeving op gedachten, gevoelens en gedrag.
Enkele dagen later verscheen een brief in de krant die hierop neerkwam: die psycholoog had maar ingewikkelde redeneringen opgehangen die de bootbestuurders van al hun verantwoordelijkheden onthief. ‘De briefschrijver was duidelijk veel gelukkiger geweest als het commentaar van de psycholoog erop gericht was hoe laf en immoreel de bestuurders van de boot waren’, schrijft deze psycholoog, Leonard Newman van Syracuse University, licht chagrijnig – in een ingezonden brief in American Psychologist (december).
Mensen accepteren uitkomsten van sociaal-psychologisch onderzoek vaak gewoon niet, klaagt hij. En hij citeert onderzoek waar dat uit blijkt: ook als duidelijk is dat de situatie mensen tot oneerlijk of agressief gedrag heeft aangezet, zeggen proefpersonen dat die mensen er zelf verantwoordelijk voor zijn en dat de onderzoekers dat maar proberen te vergoelijken. Newman noemt het niet, maar het doet denken aan het actor-observer effect: de bevinding dat mensen gedrag van anderen meestal in termen van karaktereigenschappen proberen te verklaren (en hun eigen gedrag meestal vanuit de situatie).
Newman reageert instemmend op een artikel van Scott Lilienfeld (Emory University, Atlanta), getiteld Public Skeptism of Psychology, over de vraag waarom veel mensen psychologie onwetenschappelijk vinden. Dat verscheen al in juni 2011 online bij American Psychologist, enkele maanden vóór de fraude van Diederik Stapel bekend werd. Toen al beschreef Lilienfeld zes veelgehoorde kritiekpunten op de psychologie en de mogelijke oorzaken voor het in zijn ogen vaak beroerde wetenschappelijke imago van het vakgebied. En hij schreef dat de twijfels van het grote publiek niet nieuw zijn, evenmin als ‘de diepgewortelde onzekerheid van ons veld over hoe buitenstaanders het zien’. Nu heeft American Psychologist de eerste reacties erop gepubliceerd – en ook daarin komt wetenschapsfraude niet aan de orde. Alsof de discussie anderhalf jaar geleden plaatsvindt.
Waarom ook niet? De punten Die Lilienfeld toen aandroeg, zijn nog steeds relevant. Nog steeds zeggen mensen regelmatig dat psychologie louter common sense is, geen wetenschappelijke methoden gebruikt, negeert dat iedereen uniek is, geen repliceerbare resultaten oplevert, geen exacte voorspellingen kan doen en geen nut heeft. Misschien klinken zulke geluiden de laatste anderhalf jaar zelfs weer vaker dan daarvoor.

Zes kritiekpunten

Lilienfeld geeft weerwoord op elk van die zes kritiekpunten. Bijvoorbeeld door uit te leggen wat we zoal aan psychologie te danken hebben (onder meer tests, juridische verbeteringen, verbeterde veiligheidsprocedures) en door onderzoeksresultaten te beschrijven die tegen de common sense indruisen. Als mede-auteur van het boek 50 Great Myths of Popular Psychology: Shattering Widespread Misconceptions about Human Behaviois zeker dat laatste voor hem een makkie: nee, leugendetectors werken niet goed; nee, mensen gedragen zich niet vaker raar als het volle maan is.
Maar psychologen moeten ook de hand in eigen boezem steken, vindt Lilienfeld. Onbewezen therapievormen bestrijden. Niet tv-psycholoog Dr. Phil uitnodigen op het grootste Amerikaanse psychologencongres, zoals in 2006 gebeurde, maar goede wetenschappers vooruitschuiven. En blijven uitleggen dat niet alle psychologen therapeuten zijn. Dat het door hindsight bias komt dat de uitkomsten van veel psychologisch onderzoek voor de hand lijken te liggen. Dat psychologie makkelijker lijkt dan harde bètawetenschap omdat psychologie over onderwerpen gaat waar je dagelijks mee te maken hebt. Dat niet alle psychologie tot neurowetenschap valt te reduceren (zoals het ontstaan van files niet tot onderzoek aan auto’s valt te reduceren). In welk groot geheel kleine onderzoekjes passen. En dan nog zullen mensen vaak sceptisch reageren op onderzoek als ze het met de resultaten niet eens zijn – en psychologie geeft daartoe vaker aanleiding dan bètawetenschap, doordat psychologie ook maatschappelijke, controversiële onderwerpen onderzoekt.
Volgens sommige van de vakgenoten die nu op Lilienfelds artikel hebben gereageerd, mag de hand nog dieper in eigen boezem. Psychologen moeten zich in de media bescheiden opstellen, schrijft de Canadese psycholoog Thomas Teo, de beperkingen van hun studies noemen én duidelijk maken dat hun resultaten slechts ‘voorlopig waar’ zijn en af en toe zelfs ideologisch gekleurd.
Zo ver wil Lilienfeld niet gaan, al verwelkomt hij de discussie. Ook met Newman is hij het trouwens niet helemaal eens: als psychologen te weinig over persoonlijkheid praten en het alleen maar over de situatie hebben, dan mogen mensen daar best sceptisch over zijn, vindt hij.